Bij een electieve ingreep moet het bloedingsrisico van de ingreep worden afgewogen tegen het risico op het optreden van trombo-embolische complicaties bij het staken van de antistolling.
Degene, die de operatie of ingreep uitvoert bepaalt het trombo-embolie risico en het bloedingsrisico van de operatie/ingreep. Er dienen binnen een ziekenhuis lokale afspraken te worden gemaakt en vastgelegd wie (anesthesioloog en/of operateur) verantwoordelijk is voor het instellen, eventuele tijdelijk onderbreken/overbruggen en herstarten van de antitrombotische medicatie. In dit kader is het van belang dat patiënten die antitrombotische medicatie gebruiken en een electieve operatie/ingreep dienen te ondergaan, uiterlijk 10 dagen voorafgaand aan de ingreep, worden gezien door de specialist die lokaal verantwoordelijk is voor het periprocedurele antistollingsbeleid met betrekking tot het stoppen en/of overbruggen van de antistolling.
Essentiele communicatie tussen zorgverleners bij operaties en ingrepen:
Regime van antitrombotische medicatie rondom operatie/ingreep, inclusief eventueel overbruggingsadvies indien er tijdelijk onderbroken moet worden.
Als voorbeeld kunnen de volgende afspraken van kracht zijn (NB dit kan per ziekenhuis en trombosedienst variëren):
de operateur bepaalt bloedingsrisico ingreep en/of antistolling gestaakt moet worden;
de anesthesioloog of een andere inhoudsdeskundige specialist controleert de voorgestelde inschatting van het bloedingsrisico door de operateur (verificatie-proces) en stelt het periprocedurele antistollingsbeleid vast, inclusief initiëren van bridging indien wenselijk of noodzakelijk (bijvoorbeeld clopidogrel vervangen door ASA of LMWH bij VKA en hoog tromboserisico). Bij complexere zaken regelt de anesthesioloog of andere inhoudsdeskundige specialist een advies van de voorschrijver en gaat met operateur in conclaaf over bijvoorbeeld uitstel van de ingreep of opereren onder een TAR; ook wordt in overleg met de apotheker medicatieverificatie verricht.
Dit beleid wordt door de anesthesioloog of andere inhoudsdeskundige specialist besproken met de patiënt en bij VKA gebruik doorgegeven aan de trombosedienst; indien geïndiceerd krijgt de patiënt een recept mee voor bridging medicatie (van de Trombosedienst voor VKA en van de operateur voor TAR). Indien uitstel van de operatie of interventie geïndiceerd is, wordt dit besproken met de operateur.
De OK-planning van de operateur controleert of medicatie-afspraken zijn vastgelegd, inclusief anticoagulantia en antibiotica en geeft de OK-datum door aan patiënt en licht de trombosedienst in via het ingrepenformulier.
De behandelaar of buiten het ziekenhuis de (tand) arts, die de ingreep uitvoert, is verantwoordelijk voor het postprocedureel herstarten van de antistolling en de eventuele heraanmelding bij de trombosedienst als de patiënt VKA gebruikt.