Algemene informatie
Bij zeer kleine bloedingen (hematomen kleiner dan 10 cm2, conjunctivabloedingen minder dan 50% van het oogwit of kleine neusbloedingen korter dan 30 min) zonder dat er sprake is van bijkomende ziektes, kan vaak worden afgewacht. De patiënt moet contact opnemen (ook buiten kantooruren) als de bloeding zich uitbreidt, niet verdwijnt of zich herhaalt. De antistolling hoeft meestal niet te worden gestopt.
Bij de overige niet-ernstige bloeding, zoals van de tractus digestivus, tractus respiratorius, tractus urogenitalis of van het bewegingsapparaat moet patiënt contact opnemen met de huisarts of behandelend arts. Een niet-ernstige bloeding kan duiden op een onderliggend lijden of een interactie met comedicatie. De handelwijze bij een niet-ernstige bloeding is afhankelijk van de ernst van de bloeding (en van de indicatie voor de antistollingsbehandeling). Bij eenmalige bloedingen zonder hemodynamische instabiliteit kan de antistolling meestal doorgegeven worden. Soms is het echter wenselijk de antistolling uit voorzorg tijdelijk even te staken, omdat zich een ernstige bloeding kan ontwikkelen, bijvoorbeeld na een trauma. Bij VKA gebruik wordt op geleide van de INR de dosering aangepast en zo nodig vitamine K gegeven.